Onderstaande gedicht van de geboren Hagenees W.H. Overbeek (1913-1994) verscheen in 1944 te Groningen in de clandestiene bundel Ter kennismaking, die vormgegeven en gedrukt werd door H.N. Werkman (1882-1945). Het voorplat staat hier links afgedrukt.
Overbeek gebruikte bij deze publicatie het pseudoniem Marten Drossaard. Dat benam enige tijd het zicht op zijn latere werk, als hoofdofficier van Justitie te Utrecht. In die hoedanigheid was zijdelings betrokken bij de zaak tegen de beruchte seriemoordenaar Hans van Z. In die tijd publiceerde hij ook het boek Pornografie voor het gerecht, een uitgave van de NVSH. Dit werk is een beknopt historisch overzicht over juridische zaken omtrent pornografie.
Amsterdam
In Amsterdam ben ik geboren en getoge,
heb ik gespeeld en liefgehad;
die bron van binne samme nimmer droge;
‘k wil me bedrinken an die stad.
Mijn stad, ik heb je eenmaal toegeswore
een trouw, die nimmer teert of taant;
nu sit ik stil en eenzaam ingefrore
in koud en kil Grunneger laand.
Nu leef ik tussen de provinciale
— ‘t zijn beste lui, daarvan geen woord —
maar van ‘t geluk fan door de stad te dwale
daar hebbese nie fan gehoord.
En assik gaan langs dese groene soome
fan bos of blanke waterplas,
dan loop ik menigmaal opeens te droome
hoe toch het leven ginter was.
Marten Drossaard, 1944
——————————————
Dit bericht is onderdeel van de
Nederlandse Poëzie Encyclopedie
Geplaagd door geldoverlast? Adopteer een dichter!
Partners: Poëziecentrum Gent | Ensafh | Neder-L |
Poëziecentrum Nederland | Perdu | Poëzieweek |
– www.paukeslag.org
Poëzieactiviteiten bezoeken of aanmelden? Zie: De Poëziekalender
Dit bericht is mede mogelijk gemaakt door:
—————————————-