In 1914-1918 haalde Magere Hein rijke oogsten binnen. Maar hoe zat het eigenlijk met de dichtoogst, toen? En had het werk van Magere Hein enige invloed op de dichtbundelproductie?
Een eerste inventarisatie, aan de hand van wat in de Brinkman’s Catalogi 1911-1920, in de catalogi van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Antwerpen), de Koninklijke Bibliotheek Den Haag, het Poëziecentrum Gent, in het Lectuur Repertorium 1952-1954 en in Ludo Simons‘ Het boek in Vlaanderen sinds 1800 (2013) getraceerd werd, levert deze cijfers op:
NB 2: De getelde bundels voldoen aan de criteria die ook voor opname van bundels op de contemporaine jaarlijsten gelden. Waarbij gezegd dat het voor deze periode van doorslaggevend belang was of werken óók in de Brinkman’s en in het Lectuur Repertorium genoemd werden. Twijfelgevallen zijn wel geregistreeerd, maar niet meegeteld. Dat geldt ook voor overduidelijke bibliofiele werken en ‘klassieke’ poëzie van dichters gestorven vóór 1900 .
Het lijkt, met nadruk op ‘lijkt’, erop dat alleen het uitbreken van de oorlog van invloed is geweest op het productiebeleid van de toenmalige uitgeefhuizen. In 1914 is een overduidelijke dip waar te nemen. Logisch: van augustus tot november golfde de frontlinie over België – qua inwoners toen een groter land dan Nederland. In zo’n situatie hebben mensen wel wat anders aan hun hoofd dan boeken uitbrengen. Maar toen de situatie gestabiliseerd was, herstelde de productie zich.
bron afbeelding: www.mysticalpassage.com
—————-
Dit bericht is onderdeel van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie
Partners: Poëziecentrum Gent | Ensafh | Neder-L |
Poëziecentrum Nederland | Poëzieweek | Perdu |